Mikhail Steriade


hulde aan de Noordzee

nooit een mooier beeld


Ik kom van de Zwarte Zee om de Noordzee te groeten, de kille
om haar golven te lezen,
haar te doorpriemen met een gedachte,
- nog weidser dan de eenzaamheid die de einder doet verstillen! -
opdat zij een afrekening worde voor mij
of misschien het verwachte.

Bij ons blankt de dageraad
en gaat het Roemeense wonder ontbranden.
Hier rekt zich het Vlaamse land: Tijl lacht en Nele zucht,
verrijzen Mercator, Breughel, Rubens,
de sidderende stranden,
de steden van steen, de vele wolken in de lucht.

Maar de zeeën verzusteren
als mensen elkaar hun leed toereiken.
O Zee, die bezieling aan zoveel
heerlijke schilders hebt gegeven,
mijn offer is een lied, moge het de bronader wezen
die de wateren paart om ons in vrede te doen leven.

Ik kom van de Zwarte Zee,
ik wil je overwinning zijn,
je prangen aan mijn hart,
o Noorden, je heiligen in mijn brein
en dan, dronken van schoonheid, groeien in de beproeving
en hunkeren naar je glorie, wijl ik het Vlaamse land bezing.


Ik leg mijn gezicht op
de Vlaamse grond...

Toen ik nog jong was,
heb ik door het raam gekeken
en de schoonheid van de wereld bewonderd.

Ik leg mijn oor op
de Vlaamse aarde...
en ik hoor het tik-tak van de ondergrondse zee
gelijk de slag van mijn moeders hart
toen ik nog zo jong...

Maar wat ik niet meer kan verstaan
is de hemel boven, blauwend en stralend
die van mij en van mijn dromen wijkt,
doch, als hij tegen mijn hart zou blijven
kon hij horen hoeveel engelen
er zingen in mij.

Langzaam neem ik een handvol
van de Vlaamse grond
en druk het tegen mijn ogen en denk, dat
Vlaanderen nooit een mooier beeld van zichzelf heeft gezien
dan ik achter mijn ogen bewaar.

wij zullen het woud niet meer betreden


Wij zullen het woud niet meer betreden
de takken volstaan voor ons
en als de vogels
zwijgen in onze harten
dan is het omdat hun stemmen weerklinken
daar waar de dood is gevangen
in haar eigen strikken
in ons eigen leed

mysterie


Met de rivier komt de dag, vliedt de nacht.
Als wat zich weerspiegelt, onder 't hoge geboomte,

vergaat en blijft dichtbij, sidderend in de loomte,
en verliest zich nochtans, ver weg, in eigen pracht.

Hoe kan men nog weten wat echt is, wat waan?
Onbeweeglijke bomen roeren in het verschiet.
Ik denk dat onder een hemel van steen de maan mij ziet
groeien tot onsterfelijkheid, wijl ik toch ben aan 't vergaan.

Un souvenir cordial de votre présence, ce soir, et ma sympathie
Michel Steriade   
Leuven, 25 - 06 - '75

Bijzondere herinnering aan ons bezoek, op het einde van onze studententijd, aan het restaurant van Michel Steriade, auteur (en chef aan het fornuis) van de dichtbundel 'Mijn Roemeens hart in België', waarvan wij een exemplaar mochten ontvangen.

Annette & Johan


In zijn voorwoord liet Karel Jonckheere zich over de Roemeense dichter, die het niettegenstaande een beperkte woordenschat presteerde een vers in het Nederlands te stamelen, uit in volgende lyrische bewoordingen:

'Alle dichters zijn stamelaars en sedert de volzin de rug werd gekraakt en alle interpunctie wegviel werd het moeilijk een vers van een inboorling te onderscheiden van dat van een vreemde die op de top van zijn pen over het tapijt van de Nederlandse taal durft lopen'