Remco Campert
Poëzie is een daad
poëzie is een daad
van bevestiging. Ik bevestig
dat ik leef, dat ik niet alleen leef
poëzie is een toekomst, denken
aan volgende week, aan een ander land,
aan jou als je oud bent
poëzie is mijn adem, beweegt
mijn voeten, aarzelend soms,
over de aarde die daarom vraagt
Voltaire had pokken, maar
genas zichzelf door o.a. te drinken
120 liter limonade: dat is poëzie
of neem de branding. Stukgeslagen
op de rotsen is zij niet werkelijk verslagen,
maar herneemt zich en is daarin poëzie
elk woord dat wordt geschreven
is een aanslag op de ouderdom
tenslotte wint de dood, jazeker,
maar de dood is slechts de stilte in de zaal
nadat het laatste woord geklonken heeft,
de dood is een ontroering
Poëzie
Nederlands dichter, columnist, schrijver van verhalen en romans
(28/07-1929 - 04/07/2022)
'de dood is slechts de stilte in de zaal, nadat het laatste woord geklonken heeft
de dood is een ontroering'
Mijn dood en ik
hoe zal de dood zijn
een onmetelijke ruimte?
of het klein beperk van een kist?
nee zeg ik tegen de laatste:
opgenomen door de sterren
in hun nachtelijke pracht
Credo
ik geloof in een rivier
die stroomt van zee naar de bergen
ik vraag van poëzie niet meer
dan die rivier in kaart te brengen
ik wil geen water uit de rotsen slaan
maar ik wil water naar de rotsen dragen
droge zwarte rots
wordt blauwe waterrots
maar de kranten willen het anders
willen droog en zwart van koppen staan
werpen dammen op en dwingen
rechtsomkeert
Koud
winter nadert
ik voel het aan de lucht
en aan de woorden die ik schrijf
alles wordt klaarder: de straat
is tot aan zijn eind te zien. De woorden
hebben geen eind
Ik ben dichter
bij de waarheid in december
dan in juli. Ik ben dichter
bij de gratie van de kalender, lijkt het
soms wel. Toch, de woorden niet, de steden
nemen hun eind.
als er ergens
zomer en winter, maar een ster
brandde die een fel wit licht gaf
ik zeg een ster, maar het
mag alles zijn. Als het maar brandt en
woorden warmte geeft.
maar ik geloof
niet, 's winters nog minder, aan
zo'n ster. In woorden moet ik geloven
maar wie kan dat? Ik ben
een stem, stervend en koud, vol
winterse woorden
Sonnet
dat soort bloemen had ik je willen zenden
niet per post en onverpakt
neen ze zouden je worden gebracht
door een zwarte jongen met een Grieks profiel
die Duits studeert aan de universiteit
die zichzelf een choreografie heeft geschreven
op muziek van Mozart
dat soort bloemen
door zo'n soort jongen
maar ik vernam
dat je op reis bent
en wel niet meer terug zult keren
Zondag
zondag had ik me voorgesteld
in de hangmat door te brengen
tussen de stevige stammen van de bomen
dicht boven de aarde
en van de hemel ver genoeg verwijderd
om me een mens op zijn plaats te voelen
maar het regende
Boerin in Iviers
elke dag nog praat ze
met zijn grafsteen
op het kleine kerkhof aan de overkant
uitzicht over het dal
met het dunne riviertje
glinsterend als een spinnendraad in het Noord-Franse licht
sinds hij dood is
doet ze minder aan de tuin
eens haar trots
ze kreeg er nog een prijs voor
de senator kwam er voor over
helemaal uit Parijs
waar hij een appartement had
en een vriendin
het was vlak voor de verkiezingen
die hij won
de koeien zijn verkocht
de tractor staat te roesten in het hoge gras
het erf is netjes aan kant
en er is nog hout voor één winter
Remco Campert maakte deel uit van een genootschap van experimentele schrijvers en dichters met o.m. Gerrit Kouwenaar, Lucebert, Jan Elburg, Simon Vinkenoog, Hugo Claus...
De 'Vijftigers', zoals ze zichzelf gingen noemen, vestigden zich rond 1950 in Parijs, waar ze samen met de Cobra-beweging, een genootschap van schilders (met o.m. Karel Appel, Constant en Corneille...), in de beoefening van hun literatuur en schilderkunst vorm wilden geven aan echte vitale kunst, bevrijd van allerlei esthetische conventies.
Elke creatieve expressie diende zijn oorsprong te vinden in de oerbron en mocht niet anders zijn dan spontaan en direct. Voor de dichtkunst betekende dit het bewust loslaten van het rijm, de regelmatige versvorm, de interpunctie...
Later zou hij Campert zich over zijn Parijse periode laten ontvallen:
'De films waren nieuw, de chansons, het theater, het existentialisme... alles was nieuw. Er gebeurde iets'.
Kouwenaar over Campert:
‘Die geraffineerde eenvoud is vanaf het begin kenmerkend geweest. Die eenvoud zit in zijn woordgebruik, in de manier waarop hij naar de wereld kijkt. Het is buitengewoon knap gedaan, terwijl het er bedrieglijk makkelijk uitziet. Hij mijdt grote woorden, het gaat nooit over grote dingen'
en
'Remco haalt het van de straat. Hij schrijft over zijn ouwe jas. Maar in die ouwe jas zit wel de hele werkelijkheid'