Vladimir Vladimirovitsj

     Vanuit een van de ramen van zijn werkkamer, uitgevend op het zuiden, staat het staatshoofd in gedachten verzonken te staren naar de in het fel zonlicht blikkerende gouden spitsen van de Kathedraal van de Ontslapenis van de Moeder Gods.
Een van de torens, de hoogste trouwens op het Kathedralenplein, is vernoemd naar Ivan de Grote, gewezen grootvorst van Moskou en overwinnaar op de Tartaren. De vierde president van de Russische Federatie is niet erg opgezet met al dat religieuze machtsvertoon op het Rode Plein. Geef mij maar het monument van die andere Grote, wiens 350ste geboortedag we trouwens eerstdaags op gepaste wijze zullen vieren, mijmert het staatshoofd. Aan de voet van het betreffende heroïsche bouwwerk, waar een reuzengroot standbeeld van Peter Romanov, bijgenaamd Peter de Grote, sedert een kwarteeuw op enkele opeengestapelde oorlogsbodems over de Moskva uittorent, zal de president in zijn gelegenheidstoespraak dankbaar verwijzen naar de waarden die zijn beroemde voorganger zichzelf voorhield toen die in 1721 na een lange strijd om de controle over de Oostzee de Grote Noordelijke Oorlog won. Hij had Zweden, zijn machtige noorderbuur, niets afgepakt, nee, hij nam terug wat van Rusland was... Ook nu, anno 2022, is het aan ons om terug te pakken wat in een niet zo ver verleden van ons was. We zullen de toestand van vóór die vervloekte Perestrojka herstellen en eerlangs zal ik, Vladimir Vladimirovitj in de geschiedenisboeken vermeld staan als Vladimir De Grootste en uit de Russische grond zal ik een nieuwe machtige stad laten oprichten, in navolging van mijn stichtend voorbeeld, in wiens Sint-Petersburg, zetel van de oblast Leningrad, ik door een vreemde lotsbestemming mocht geboren worden en waar ik alles heb geleerd om het te schoppen tot de opperste Silovik van het meest uitgestrekte land van de wereld.

     De blik van de president blijft afwezig over de torens dwalen die oprijzen boven het domein van het Kremlin: deze van de kerk van de Twaalf Apostelen, van de Aartsengel Michaël, de Verkondiging aan de Moeder Gods, de Voorbede van diezelfde Moeder... Ach, al die kerken en kathedralen, die eeuwige verknoping toch tussen Kerk en Staat, al die dwaze hoofdletters ook... Maar in plaats van er komaf mee te maken - het kostbare goud recupereren en afbreken die boel, dat was hij onlangs nog eigenhandig aan het uitvoeren geweest in een drieste droom ... - kan hij maar beter de bedienaars van het Ware Geloof te vriend houden. Daarom heeft hij als eerste in de rij van genodigden die hij deze ochtend op audiëntie zal ontvangen Vladimir Kirill ontboden, patriarch van Moskou en geheel Rusland en opperste prelaat, die hij omwille van bewezen diensten voor het Moederland onlangs nog een onderscheiding heeft toegekend, niets minder dan deze van Sint-Andreas, de Eerstgeroepene.

Vooruit dan maar, mompelt de president wanneer hij vastberaden bij de deur aanklopt van zijn eigen vergaderzaal, benieuwd wat onze Eerstgeroepene te zeggen heeft. Hoe toepasselijk toch, gniffelt het staatshoofd. Het staat hem nog levendig voor de geest hoe de primaat bij die gelegenheid van al dat eerbetoon heeft genoten. En nu, bij elke plechtige gelegenheid, tooit die ijdeltuit zich met dit ereteken van de Keizerlijke Orde. Het ontbreekt de clown nochtans niet aan decoraties en titels: Archimandriet, Aartsbisschop, Metropoliet, Patriarch, Opperste Primaat... Wie bedenkt het?
'Vladimir Michailovitsj, bedankt dat u zo vroeg in de ochtend kon komen en uiteraard ook voor de steun aan mijn campagne', teemt de naamgenoot van de patriarch, die op zijn beurt vanop zijn stoel aan de enorme ovale vergadertafel verstrooid, naar niemand in het bijzonder, een gebaar maakt dat op een zegening moet lijken.
In het besef dat hij straks nog meerdere belangrijke hoofden moet spreken, steekt het staatshoofd meteen van wal. Of het volk de speciale campagne nog wel voldoende genegen is, wil hij weten. En of de vaders en moeders nog achter hun president staan in diens heilige oorlog tegen de vijand in de Donbas en nog verder weg.
'U moet zich maar niet teveel zorgen maken, meneer de president', sust de patriarch, 'ik heb, met permissie, in al onze kerken laten omroepen dat de Heer onze volkeren moge beschermen die deel uitmaken van de enige ruimte van de Russisch-Orthodoxe...'
Het staatshoofd, dat zich al meteen mateloos ergert hoe de primaat met zijn stompe vingers zit te frunniken aan zijn Andreaskruis dat op zijn opgezette pens rust, snauwt hem toe: 'Ja ja, en dat van die metafysische strijd tegen het verdorven Westen, dat komt ook uit uw mond, heb ik me laten vertellen. Wie verstaat dat soort opgeblazen retoriek?'
'Ja maar...'
'Luister vriend, waarom schrijft u niet in die pastorale brieven van u over een verdorven Oekraïne dat per se bij de club van landen wil aanschurken die, zo werd mij bericht, tuk zijn op die homo- en lesboparades van tegenwoordig? Dat zullen onze vaders en moeders meteen verstaan.'
'Jawel meneer', hoort de patriarch zichzelf stamelen, terwijl de woorden van zijn Romeinse ambtsgenoot hem te binnen schieten: die Kirill lijkt wel de misdienaar van zijn president geworden. De patriarch zou nog willen suggereren dat beide landen, Oekraïne en Rusland, uit dezelfde doopvont ontsproten, die van Kiev wel te verstaan. Is dat niet de bakermat van het Heilige Roes? Ja toch? Maar hij krijgt de kans niet, want er wordt op een van de vele deuren van de vergaderzaal geklopt. Weinige ogenblikken later wordt de patriarch van Moskou en geheel Rusland door een presidentiële medewerker met zachte dwang in de richting van de uitgang geleid.

     De volgende gast, minister van defensie en generaal-voor-het-leven-zonder-ooit-één-dag-te-hebben-gediend Sergej Sjojgoe, werd zonet aangekondigd. Bij zijn binnentreden ziet de met diverse militaire eretekens getooide generaal er opvallend bedrukt uit. Terwijl het staatshoofd, zijn rug naar de generaal gekeerd, de zware gordijnen dichttrekt om de eerste hitte van de nog prille zomer die zich sedert enkele dagen boven Moskou heeft genesteld buiten te houden, stelt hij op achteloze wijze zijn inleidende vraag: 'Vertel eens, kameraad Sergej, hoe staan de zaken er voor aan het westelijk front?'
De minister, die er zijn hoofd zou durven op verwedden dat er, afhankelijk van het ingenomen standpunt, naast het westelijk ook nog een zuidelijk en meerdere oostelijke fronten zijn waar de Russische troepen de voorbije dagen trouwens nog aanzienlijke verliezen hebben geleden, is op zijn hoede: 'We hebben wat tegenspoed gekend, maar het gaat de goede kant uit, meneer de president.'
'Ach zo, het gaat de goede kant uit... terwijl zowat de helft van mijn tanks en kanonnen aan flarden is geschoten, heelder bataljons zich laten verzuipen wegens niet eens capabel om zonder ongelukken de Dnepr over te steken, Kiev nog altijd overeind staat,...  en dan de lijken van onze jongens ginder in die beestenwagons. Hoelang, dacht je, kunnen we onze ongeruste moeders nog blijven sussen? Wat zijn trouwens de officiële cijfers van onze verliezen?'
'1351 om precies te zijn, meneer de president.'
'Stel dat maar wat bij, maar niet overdrijven hé, en verander niets aan de teneur in onze officiële berichtgeving: onze goed uitgeruste en getrainde jongens rukken gestaag op naar het westen en ondervinden nog nauwelijks enige tegenstand.'
Maar de generaal heeft zo zijn twijfels over dat oprukken: 'Misschien moeten we naast onze lange afstandswapens met hoge precisie toch maar beter overschakelen op het inzetten van onze strategische nucleaire strijdkrachten.'
'Hoge precisie, hoge precisie?' fulmineert de president. 'Ik dacht dat ik vooral beelden heb gezien van doorzeefde en tot prak geschoten appartementsblokken waar nota bene nauwelijks een militair te bespeuren viel.'
'Ja maar, onze staatstelevisie bevestigde onlangs nog dat het Oekraïense leger zich graag verschanst tussen zijn burgerbevolking.'
'Dat was bedoeld voor interne propaganda.'
'U zegt het, meneer de president.'
'Je kunt beter een tijd uit beeld blijven. Ja, doe dat maar...', het staatshoofd zit in gedachten verzonken. 'À propos, wat zou je ervan denken mochten we heel die campagne eens over de zomer tillen, om daarna een massaal najaarsoffensief te lanceren.' Zonder overgang wijst hij naar het oplichtende beeld op een reuzengroot scherm boven en achter het hoofd van zijn minister van defensie. Het moet de landkaart voorstellen van de Russische Federatie met aanduiding in wisselende tinten van groen van republieken, oblasten en districten: 'Zorg dat je tegen die tijd een verse lichting jonge rekruten hebt geronseld, haal ze desnoods in onze afgelegen gebieden: Chabarovsk, Boerjatië, Kamtsjakka.., weet ik veel'. De presidentiële arm wijst in een brede zwaaiende beweging, van links naar rechts, naar het uitgestrekte grondgebied op de geprojecteerde kaart: 'Die gasten zullen maar al te graag een roebeltje bijverdienen.' Wegwuivend gebaar.
De minister, die nog juist de tijd krijgt om de namen van de vermelde oblasten op een papiertje neer te kribbelen, mag beschikken.

     De vierde president van de Russische Federatie wordt plots overvallen door een gevoel van uitputting - het overkomt hem wel vaker de laatste tijd - , net nu hij zijn minister van Buitenlandse zaken moet ontvangen, de man die gaat en staat waar hij wil, de man die overal zonder de minste moeite ontzag inboezemt. Die vent maakt mij elke keer onzeker, waarom toch? Het moet door die grafstem van hem komen, breekt het staatshoofd zich het hoofd, door zijn rijzige gestalte waarmee hij ook mij probeert te imponeren,.. En toch zou ik hem gemakkelijk kunnen omleggen. Immers, ben ik niet de fiere bezitter van een achtste dan judo, een negende in taekwondo en heb ik niet in een van mijn schuiven nog een ereonderscheiding liggen in kyokushinkai karate, ja toch? Ik zal eens laten zien wie hier de baas is. Het staatshoofd kraakt zijn vingers en recht de rug wanneer Sergey Viktorovich Lavrov wordt aangekondigd.

Dat het de hoogste tijd is om de violen gelijk te stemmen over de doelstellingen van de campagne en hoe dat voortaan zal gecommuniceerd worden: niet langer als een troep door elkaar kakelende kiekens maar als uit één mond, preciseert het staatshoofd, onderwijl zijn minister geen ogenblik uit het oog verliezend. Een diep gegrom klinkt van aan de overkant van de ovale tafel. Zou dat mogen begrepen worden als een instemming? Hij moet maar niet geloven dat ik om zijn fiat bedel, spreekt het staatshoofd zich moed in.
'Wel, Sergey, hoe zou u die boodschap dan laten klinken?'
'Dat we het Oekraïense volk willen tegemoetkomen om het te beschermen.'
Het staatshoofd herinnert zich de wollige retoriek van de patriarch, dat van die metafysische strijd en zo: 'Zeg, kan het niet wat krachtiger?'
'Dat we de toenemende oorlogsdreiging vanuit het westen een halt willen toeroepen, dat de Navo maar eens moet stoppen met al dat spierballengerol en als dat nog niet duidelijk genoeg is, dat we het regime in Kiev met spoed uit het zadel zullen lichten.'
Hoort het staatshoofd hier geen faliekante inconsistentie in de redenering van zijn minister? Daar moet hij munt uit slaan: 'Ja maar, welk discours willen wij nu eigenlijk houden: een defensief of een offensief?'
'Ach, het maakt niet uit. Hoe ongeloofwaardiger het klinkt, hoe radelozer ze zijn in de hoofdkwartieren van de Navo. Ik zou die verwarring nog even aanhouden. Tactisch gezien kan ze alleen maar in ons voordeel spelen.'

Sergey Viktorovich Lavrov heeft elk woord ijzig kalm en met zijn kenmerkende zelfzekerheid uitgesproken, met sonore en tegelijk heldere stem. Net door die toon waaruit  onloochenbaar tegelijk onverschilligheid en meerderwaardigheid klinken, ontsteekt het staatshoofd in blinde woede, diezelfde woede als toen hij als tenger jongetje, gewapend en wanhopig uithalend met een mes, ternauwernood wist te ontkomen uit de klauwen van een straatbende die de grauwe achterbuurten van zijn geboortestad onveilig maakte. Zoals steeds wanneer die beelden terug opdoemen, balt hij zijn vuisten; hij wil zich tot zijn minister richten maar het stokt, want het gevreesde beven in zijn hand is er weer; om de aandacht af te leiden grijpt hij het tafelblad vast, veert recht en sist zonder zijn minister nog een blik te gunnen: 'Dit gesprek is afgelopen.'

     De volgende gast laat op zich wachten. Het geeft het staatshoofd de gelegenheid om zichzelf tot kalmte te dwingen en nogmaals die opmerkelijke passus door te nemen in een kopie van de ontslagbrief van Boris Bondarev, tot voor kort topdiplomaat bij de VN-missie in Genève: Zij die deze oorlog planden, wilden slechts één ding: voor altijd aan de macht blijven, leven in pompeuze, smakeloze paleizen, varen in jachten die qua tonnage en prijs vergelijkbaar zijn met de hele Russische zeemacht. Ach, dergelijke informatie is zo ongeloofwaardig dat onze Staatstelevisie ze zonder blikken of blozen zal afdoen als gemene laster, sust de president zichzelf...
Maar een artikel in The New York Times, waarin een oud-Navo-baas, een zekere Claes - was dat niet dat ventje dat tot over zijn oren verwikkeld was in een affaire met helikopters? - enkele belastende uitspraken doet over een op til zijnde machtsgreep, georkestreerd door enkele kopstukken van de siloviki, baren hem meer zorgen. Kijk, hier staat het: hij durft te beweren dat onze speciale campagne een afleidingsmanoeuvre zou zijn om te verdoezelen dat het regime op losse schroeven staat, dat ik mijn inner circle niet langer durf te vertrouwen...
En dan die doortrapte Macron die op diverse Franse zenders beweert dat ik een historische fout zou hebben gemaakt, mezelf totaal geïsoleerd en dan voert hij zichzelf op om mij uit dat zogezegde isolement te halen. Vandaar natuurlijk al die telefoons van hem de jongste tijd. Wat een pretentieuze opgeblazen kikker!

     Dat de heer Ramzan Kadyrov zich laat verontschuldigen, komt een presidentiële medewerker schoorvoetend meedelen. 'Dat is nu typisch Ramzan', zucht het staatshoofd.
Zal er meteen een woede-uitbarsting volgen? De presidentiële medewerker is op zijn hoede. Maar de president gaat op vertrouwelijke toon verder. Of zijn bediende de heer Ramzan, zijn collega uit Tsjetsjenië, soms kent. 'Nee? Je moet weten dat die man een trouwe kompaan is aan het front, waar hij al vanaf dag één aan het meevechten is met zijn geduchte privémilitie. Ja ja, straffe mannen, die Tjetjenen. Waarom ik hem zo bewonder? Hij heeft thuis een Bengaalse tijger rondlopen. In zijn living hé! Ja, da's een kerel naar mijn hart, vooral omdat hij zich niet en stoemelings laat neerschieten, zoals met mijn generaals het geval is.' Hij wijst vaag, zoals hij wel meer doet de laatste tijd, in de richting van het westen en vervolgt: 'Weet je hoeveel bevelhebbers er ginder intussen al zijn gesneuveld: drie, vier? Ik ben de tel kwijt.'
De presidentiële medewerker mompelt iets dat het midden moet houden tussen een verontschuldiging en een aankondiging.

      Het is Dmitry Medvevev, gewezen meervoudige premier en president en thans vice-voorzitter van de Veiligheidsraad, die zonet is aangekomen. Bij het horen van die naam veert het staatshoofd recht, stapt zijn vriend voor het leven tegemoet om hem uitbundig te verwelkomen: 'Kameraad Dmitry, ontzettend blij je te zien. Jawel, ik heb mijn beste vriend voor het laatst gehouden. Zeg eens, hoe is het thuis en met Svetlana en de kindjes weet je wat we doen we trekken naar mijn werkkamer dat is gezelliger praten ik heb nog een heerlijke fles aangebroken Wodka staan een Chopin die jij zo graag drinkt...'
Dmitry Medvevev heeft het meteen gemerkt: Vladimir zit met een ei en hij ziet er zo bleekjes uit, ik hoop maar dat hij mij niet vraagt om straks nogmaals zijn presidentiële stoel warm te houden. Ik heb dat ambt nooit geambieerd, maar ja, Svetlana drong aan en wat doet een mens dan...
Terwijl het staatshoofd een paar dubbele Wodka's inschenkt en van ijs voorziet, probeert Dmitry Medvevev de loensende blik te ontwijken van Jozef Stalin wiens levensgroot statieportret een groot deel van de muur achter de presidentiële stoel vult. Zou hij durven vragen naar die foto waarop hijzelf, in zijn functie als interim-president, fier als een pauw staat te poseren tussen de leden van de legendarische Deep Purple? De opname, die hem erg dierbaar is, ook al zagen de mannen van de heavy metal groep er in de nadagen van hun carrière opvallend verlept uit, verdween spoorloos toen Vladimir hem kwam aflossen op de presidentiële stoel.

'Dmitry, sta jij nog steeds onverkort achter onze speciale campagne? Zeg het mij, eerlijk.' De vice-voorzitter van de Veiligheidsraad schrikt wakker uit zijn gepeins: 'Maar natuurlijk, Vladimir, je weet toch dat wij dezelfde droom delen, deze van een groots Rusland met zijn grenzen van weleer', slijmt Medvevev.
'Welja, dat dacht ik ook, maar er wordt geroddeld achter mijn rug, ik vrees dat ze hier de poten van mijn stoel aan het afzagen zijn.'
Medvevev kijkt bezorgd naar de presidentiële stoel: 'Wie, als ik vragen mag? En waarom?'
'De oligarchen, weet ik veel, omdat een na een hun luxueuze jachten worden geconfisqueerd. Pas op, ik kan dat ergens verstaan hé.'
Medvevev, die het raadzaam vindt om niet verder op deze gevoelige kwestie in te gaan, vraagt achteloos: 'Worden er misschien namen genoemd?'
'Dat had ik aan jou willen vragen. Moet ik de siloviki vrezen: Sechin, Kirienko, Narisjkin, Sjojgoe..? En dan vergeet ik er nog een paar. Stuk voor stuk heb ik ze gezegend met een schone positie en wat doen ze? Ze staan aan te schuiven om mij een dolk in de rug te steken. Kun jij niet eens een discreet onderzoek instellen via de Veiligheidsraad? Ik kan dat toch niet zelf doe, hé.'
Medvevev knikt instemmend, is vooral blij dat de presidentiële stoel voorlopig niet vacant is.
'Zal ik nog eens inschenken?'
Dmitry Medvevev laat zich niet pramen en roept: 'Nashe zdoróvje...'
'Nashe zdoróvje.'

     De vierde president van de Russische Federatie trekt zijn das en hemdboord los. Terwijl hij in gedachten verzonken, zijn stramme halsspieren masserend, door een kier tussen de overgordijnen staat te staren naar de in het felle zonlicht blikkerende gouden spitsen van de Kathedraal van de Ontslapenis van de Moeder Gods, vraagt hij zich af waar de goede oude tijd is gebleven, toen de KGB het nog tot in de verste uithoeken van het land voor het zeggen had, hoe het zo ver kon komen dat de hoofden van de geheime diensten, die hij daar eigenhandig heb geïnstalleerd, zich thans tegen hem keren. Hij besluit: 'Ondank, wat zeg ik, afgunst is 's werelds loon.'
Op de tonen van wat op het Russisch volkslied moet lijken begint hij met onzekere stem scanderend te zingen: ko-mi-tet gosudarst-vennoy bezo-pas-nosti ... federal-naja sloezj-ba bezo-pas-nosti... en hij herneemt, luider nu... ko-mi-tet, terwijl hij met zijn vingers op het vensterglas trommelt en nog eens, uit volle borst scanderend ... ko-mi-tet, nu ook met de voeten stampend...
Hij stokt, begint te giechelen als kreeg hij een binnenpretje, draait zich om naar het statieportret van de oude man met de loensende ogen onder de borstelige wenkbrauwen en spreekt volgende woorden uit: 'Nee, vadertje, het zit me niet mee de laatste tijd... Ik mag dan onschatbare rijkdommen hebben vergaard, participaties hebben in de grootste gas- en olievelden van de wereld, maar zie, ik durf mijn kot niet meer uit... ik kan niet tegen het licht en heb schrik van mijn eigen schaduw... ik herken mezelf niet meer wanneer ik 's morgens die bleekscheet zie die mij vanuit de spiegel staat aan te staren... Ik vrees dat ze het weten... is het nu alleen nog wachten tot ze mij een dolk in de rug komen steken..?'

     Er is iets aan de hand met het statieportret! Heeft het staatshoofd dat goed gezien? Heeft vadertje Jozef daar niet, heel even maar, zijn borstelige wenkbrauwen opgetrokken? Dat kan toch niet! Zou het kunnen dat vadertje zijn verwondering, nee, zijn ongeloof wou laten blijken toen ik het over die bleekscheet had? Wou hij zeggen dat hij die vent mateloos bewondert voor zijn doortastende aanpak van de pretentieuze imperialisten, de pedante cowboys, dat hij vooral niet mag versagen, dat hij immers een nobel doel nastreeft door het Moederland voor eens en voor altijd te willen bevrijden van het verdorven westen?
De vierde president van de Russische Federatie grijpt de Wodkafles waar nog een restje in zit bij de hals, zet ze aan zijn mond, drinkt, verslikt zich... Wijdbeens, het hoofd fier geheven, staat hij nu voor het portret, probeert de loensende blik te vangen van de gewezen Secretaris-Generaal van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie en spreekt op plechtige toon volgende woorden uit: 'Ik beloof u dat ik elke morzel grond die van ons werd afgepakt zal heroveren en onze historische grenzen een na een herstellen, daarbij zal ik niets of niemand ontzien, zoals u het ons hebt geleerd, vadertje... en ik zal zegevieren en overal zullen statieportretten met mijn beeltenis worden opgehangen en een monument nog hoger dan dat van Peter de Grote zal ik laten optrekken aan de oevers van de Moskva en ik zal in de geschiedenis geboekstaafd worden als Vladimir Vladimirovitsj De Grootste ... chert vozmi !'

     Je gelooft het niet.

- 30/06/2022 -