dees geloofde nie

voor wie haar soms geweld aandoet


     Het kan niet anders of ik moet iets hebben gemist. Bij het aanzetten van de radio of de TV bekruipt me de laatste tijd al eens het gevoel dat ik niet daar ben, waar ik dacht dat ik was, dat ik op een andere plek vertoef waar een soort Nederlands wordt gepraat dat ik nog amper herken. Neem nu een politiek interview in de Wetstraat of in de studio, een of andere Vlaamse soap, het maakt niet uit, maar bij het beluisteren van hun gesprekken en commentaren lijkt het steevast alsof die personen, man of vrouw, jong of oud, een andere taal spreken dan deze die ik op de schoolbanken heb geleerd, alsof ze regels hanteren die niet de mijne zijn, mij volslagen onbekend.
Waar of wanneer precies heb ik dit gemist? Zijn er misschien tijdens mijn slaap nieuwe taalstandaarden uitgevaardigd? Zou een of andere hogere instantie er de hand in hebben gehad? Of is er iets anders aan de hand en werden we getroffen door een nog onbekende aandoening waardoor zelfs acteurs en politici vervallen in een almaar om zich heen grijpende slordigheid in hun taal? Zou in voorkomend geval de heruitzending, in een eigentijdse outfit uiteraard, van een van die stichtende programma's van weleer, zoals het alom geprezen 'Hier spreekt men Nederlands' of 'Voor wie haar soms geweld aandoet' dan heil kunnen brengen en dient iemand derhalve diezelfde instantie - de Nederlandse Taalunie, de VRT, onze minister-president desnoods..? - op de urgentie van de toestand attent te maken? 
Dit lijken me nopens een vervaarlijk uitdijend niet weinig irritant fenomeen genoeg vragen om er even dieper op in te gaan.

     De generatie waartoe ikzelf behoor moet geenszins uitgelegd worden waarvoor in een ver verleden het letterwoord 'ABN' stond, jawel, voluit betekende het niets minder dan: 'algemeen beschaafd Nederlands', waarbij de bedenker zich met 'beschaafd' leek te willen distantiëren van het ordinaire en ongekuiste dialect, iets van onder de plaatselijke kerktoren. We noteren de jaren vijftig, de tijd waarin Vlaanderen zijn zonen (m/v/...) slechts druppelsgewijs uitzond naar andere provincies en gewesten. Zonder overdrijving zou men kunnen stellen dat er minstens evenveel dialecten waren als kerktorens wat op zijn beurt onvermijdelijk moest resulteren in het gegeven dat, mochten ze elkaar toevallig ontmoeten, een inwoner uit Kaulille of Piringen geen gebenedijd woord zou verstaan van het gebrabbel uit de mond van iemand uit Wijtschate of Spiere-Helkijn en vice versa.
Niets werd onverlet gelaten om het ABN, dat pas rond 1970 zou vervellen tot AB - intussen was er immers in sommige middens toch enige gêne gegroeid rond dat denigrerende 'beschaafd' - , te promoten. Zo werden op menig niveau, van de lokale parochie tot over de grenzen van diocesen, kantons en provincies, welsprekendheidstornooien georganiseerd; van onderwijzers werd verwacht dat ze voortaan minstens voor de klas een aardig mondje beschaafd Vlaams zouden praten; we stonden aan de vooravond ook van de onstuitbare opgang van de communicatiemedia, in het bijzonder van de televisie, met niet meer uit het collectieve geheugen te wissen programma's zoals 'Komt toch eens kijken (met nonkel Bob en zijn melkbrigade), '100.000 of niets (met Tony Corsari), 'Ten huize van... (met prof. Joost Florquin; straks komen we nog even terug op deze innemende persoonlijkheid).

Ter illustratie van de sérieux waarmee toen over het belang van een algemene beschaafde omgangstaal werd gedacht, gesproken en geschreven laten we eerst nog prof. W. Pée aan het woord, geboren en getogen Bruggeling en notoire Vlaamse taalkundige. Nee, we kunnen niet genoeg het belang van deze man onderstrepen. Was hij immers niet algemeen secretaris van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie? Was hij niet de voorzitter van de Vereniging voor Beschaafde Omgangstaal? Ja, toch? Graag citeren we de professor himself in een gewaardeerde bijdrage van zijn hand uit 1956. Het betrof een traktaat ten behoeve van het Belgische Departement van Verkeerswezen - na enig speurwerk ontdekten wij dat de professor naast auteur van een resem traktaten in die tijd eveneens een gegeerde spreker moet zijn geweest op tal van evenementen zoals de jaarvergadering van de Boerinnenbond, de Bond van Kroostrijke Gezinnen, de Vinkenzetters, Duivenmelkers en dies meer - met als titel 'Van Vlaams dialect naar A.B. Nederlands': (...) Ik ben dan ook de mening toegedaan dat als beschaafd mag gelden die taal, gesproken in de ontwikkelde kringen bij voorkeur in de kultuurcentra van een land, en die zodanig van alle dialektische en vreemde invloed is gezuiverd, dat zij nergens door woordenschat, klanken of syntaxis als ongewoon treft.' Let in deze passus, waarde lezer, op 's mans onvermurwbaarheid en de onthutsende afwezigheid van elke wankelmoedige gedachte. Weinigen doen het hem na.

     De professor moet in zijn tijd, daar mag geen twijfel over bestaan, heel wat mensen begeesterd hebben, niet in het minst bij de toenmalige BRT. Gaan ook úw gedachten, waarde lezer, nu niet spontaan uit naar onze allereerste presentatrices? Wie herinnert zich bijvoorbeeld niet Paula Sémer, presentatrice van het eerste uur. We horen nog die rustige heldere stem. we zien haar nog staan, rok zedig tot onder de knie, in een of andere studio in wazige tinten grijs. Jawel, toen stónden de presentatrices nog: pas een hele tijd later mochten ze gaan zitten en onlangs werden ze zonder veel omhaal afgevoerd. Jammer.
Ontegensprekelijk van eenzelfde naturel doordesemd was professor Florquin, Joos voor de intimi. 'Hier spreekt men Nederlands', zo heette zijn programma en terwijl hij de kijker aan het onderrichten was over het juiste woordgebruik stond hij nu eens nonchalant in zijn tuin tegen de stam van een zilverberk geleund, dan weer ontspannen gezeten in zijn bijkeuken op een gammele stoel, geflankeerd door enkele sanseveria's op de houten vensterbank.
Na zijn inleiding gaf Joos, bescheiden als hij was, alle ruimte aan Annie en Fons die dan een sketchje mochten opvoeren. Jawel, we hebben het hier over Fons Fraeters, dé Fons, de man met de onstuitbare drang tot overmatig ar-ti-cu-lé-ren. Nóg meer gekunsteld dan uit zijn mond heeft op de Vlaamse beeldbuis onze dierbare moedertaal nadien nooit meer geklonken. Stel u even voor dat wij onze kleinkinderen op dergelijke toon zouden aanspreken, hun ogen zouden vollopen van ongeloof en verbazing.

     Laten we ons maar beter loswrikken uit die opwellende nostalgie en ons terug focussen op datgene waarover ik eigenlijk wou berichten. Omdat ik mezelf hoogstens als een taalamateur beschouw, alhoewel gedreven, dat wel, ging ik eerst even op de site Vlaanderen.be mijn licht opsteken op de pagina 'taaladvies'. Bij de rubriek 'taalkundige termen' botste ik vrijwel meteen op dat bevreemdende woord 'Tussentaal', waar tegenwoordig zoveel om te doen is. 
De schrijver van dienst reikt daar volgende verhelderende metafoor aan: Een man die zijn achtertuin gaat omspitten, doet dat niet in een duur pak. Hij trekt een tuinbroek en rubberlaarzen aan. Als die man 's avonds een feestelijk diner bijwoont, draagt hij zijn beste pak. En voor hij onder de wol kruipt, trekt hij een pyjama aan... Niet anders, zo menen we te mogen begrijpen, is het bij de taalgebruiker: afhankelijk van de situatie hanteert hij verschillende soorten Nederlands. Bij elke sterveling bewegen die zich over een continuüm met aan de ene kant het A.N. (intussen nog maar eens verveld tot de thans geldende term 'Standaardtaal') en aan de andere kant zijn persoonlijk dialect (dat van onder de kerktoren dus of, bij ontstentenis ervan, dat van zijn stamcafé). Alles wat daar tussenin ligt is niets anders dan tussentaal. Let wel, waarde lezer, volgens experten zou net zoals bij onze vele dialecten tussentaal niet van bovenaf opgelegd maar puur organisch gegroeid zijn. Meer zelfs, we mogen met stelligheid aannemen dat tijdens de voorbije decennia veel Vlamingen in tussentaal zijn opgevoed.

Viel er daar in die rubriek 'taalkundige termen' misschien nog ander interessants te lezen ? U raadt het. Wat dacht u van volgende zin: Tussentaal is zowel de nette taal van Vlaamse dialectsprekers die geen standaardtaal kunnen of willen spreken, als de ongedwongen taal van Vlaamssprekende standaardtaalsprekers die in persoonlijker of informeler situaties geen dialect kunnen of willen spreken. Deze definitie, waarvan de gelaagdheid pakkende reminiscenties oproept aan wijlen professor W. Pée, staat als een huis. Ook de niet onbelangrijke nuance tussen niet willen en niet kunnen (2x) is ons uiteraard niet ontgaan.

     Vanuit puur academisch oogpunt kunnen bovenstaande beschouwingen over de verworven plaats van tussentaal best fraai klinken, ware het niet dat uitgerekend over dit onderwerp al een tijd in sommige middens hevige polemieken worden gevoerd. Neem nu de aanhoudende discussie over het taalgebruik in sommige van onze Vlaamse soaps. Hier past het om even de heer Wouter Hillaert, in tempore non suspecto (2009!) podiumredacteur bij het cultuurmagazine Rekto:Verso én ijverig freelance theaterrecensent voor De Standaard aan het woord te laten. Toen al ergerde hij zich mateloos aan de stelling van die andere heer, genaamd Stijn Verrept, professor zakelijke communicatie, als zouden TV-soaps waarin de acteurs geen A.N. maar tussentaal spreken dé oorzaak zijn van de taalverloedering. Een en ander resulteerde in een verhit dispuut, waarbij de heren al vechtend over de straatstenen rolden op de literaire pagina's van De Standaard. De gekozen taal is een artistieke keuze, in dienst van het bedenken van geloofwaardige personages in onze zo dierbare soaps, vond de ene. De tijd was toch al lang voorbij dat breed gesticulerende eersteplansacteurs hun publiek bombardeerden met eloquente volzinnen die niemand begreep. De andere stelde dan weer dat veel, zo niet alles, de schuld was van VTM. De personages die daar werden opgevoerd in programma's zoals 'Den Bompa', 'De Kotmadam', 'Nonkel Jef'... hadden onvoldoende dictielessen gekregen en hun met Brabants en Antwerps doorspekte tussentaal diende alleen maar om kijkers af te snoepen van de BRT. 
Toch is enige nuance hier op haar plaats: waar aanvankelijk de tussentaal, thans geëvolueerd naar een soort 'Brantwerps' (een volgens sommigen schier onuitroeibare vervloeiing van Brabants en Antwerps), in sommige soaps op de commerciële zender VTM tot ongekende hoogten werd verfijnd, zien we dat dit fenomeen nu ook onstuitbaar is binnengeslopen op de VRT. In Thuis, tegenhanger van Familie. doet zich immers al enige tijd een merkwaardig fenomeen voor. Wat ik bedoel? Een en ander heeft te maken met de vervoeging van het werkwoord willen. Toen Frank en Simonneke nog een stuk jonger waren, lieten zich in hun brede familiekring hooguit een paar personages al eens een hij/zij wilt ontvallen. Welnu, let er eens op, waarde lezer, die kromme vervoeging is de jongste tijd aanstekelijk beginnen werken bij meerdere personages en zie, zelfs een van de dokteressen - het personage laat zich al eens aanspreken als 'Juju' -  lijkt definitief gewonnen voor die buitennissige vervoeging. Wat ik mij dan afvraag: zou het bij die oprukkende evolutie naar een soort Verkavelingsvlaams (nvdr: term bedacht door Geert Van Istendael) om een bewuste keuze gaan, bedacht door de regie om de concurrentie, 'Familie' dus, de loef af te steken? Achterliggende idee: hoe gewaagder de taalvoering, hoe groter de betrokkenheid bij de Vlaamse kijker wordt en a fortiori des te groter de kijkcijfers. Wie zal het zeggen?

     Het was geenszins de bedoeling onze alom gesmaakte Vlaamse soaps met alle zonden van Israël te beladen. Opnieuw is enige nuance op haar plaats. Neem nu onze nieuws- en duidingsprogramma's waarin vrijwel dagelijks politici worden opgevoerd die, nu eens in een spontaan gegeven interview, dan weer in een nauwgezet voorbereid betoog voor de verzamelde pers, een of ander aspect van hun beleid toelichten. Het maakt niet uit wie voor de camera verschijnt: de federale premier, onze minister van financiën of nog een andere excellentie..., steevast hoor je dan bij de toelichting van het begrotingstekort, -evenwicht of -overschot, het maakt nogmaals niet uit, het aanwijzend voornaamwoord die... : het relanceplan die.., het ouderdomspensioen die.., het belastingsysteem die... Is onze politieke klasse de taalregels verleerd, is het alleen maar nonchalance? Opnieuw, wie zal het zeggen?

Dus ja, niet alleen tussentaal, maar evenzeer het slordig gebruik van elementaire taalregels zorgt ervoor dat we het straks zelf niet meer zullen weten: Wout verslaagt Mathieu en daarmee heeft onze Belg een ferme kloof geslaan met de Nederlander. Hij denkt er dan ook aan om de volgende wedstrijd over te slagen. Wie durft het nog aan om die almaar voor verwarring zorgende werkwoorden verslaan en (over)slaan of nog andere te vervoegen tot in hun voltooide deelwoordvorm? Een hachelijke onderneming, en toch lijkt niemand erom te malen hoe wij onze dierbare moedertaal geweld aandoen. Het is ooit anders geweest, maar zeg nu zelf: 't Kofschip, wie kent dat nog? Een relict uit lang vervlogen tijden, dat is het.
Het steekt zo nauw niet, is de nieuwe leuze; taal leeft, moet leven; we kunnen ons daar maar beter bij neerleggen in plaats van eens te meer de restauratie af te roepen. Mutatis mutandis zouden we zonder enige reserve kunnen stellen dat onze minister-president helemaal mee is in de vaart der tussentaalsprekende volkeren. Bij de start van het begrotingsdebat in het Vlaamse halfrond haalt hij uit naar de oppositie met de intussen in het collectieve geheugen gegrifte onuitwisbare slagzin : da gade gij nie bepale. Misschien kunnen, ter illustratie van wat precies met 'levende taal' wordt bedoeld, deze historische woorden opgenomen worden in het gelijknamige hoofdstuk van de Vlaamse canon.

     Iemand die het gevaar van al dat taalgeweld al veel eerder had zien aankomen is de heer Kurt Van Eeghem, televisie- en radiopresentator van eigen bodem. In 'Iedereen Beroemd', hét primetime programma van de VRT, werd hem met 'De Scherpslijper', een naam die hij trouwens zelf had bedacht (nvdr: volgens Van Dale is een scherpslijper iemand die overdreven streng is in de beginselen, waarbij die beginselen niet nader worden gespecifieerd), een uitgelezen kans geboden om, overeenkomstig de in haar (van de VRT dus) beheersovereenkomst ingeschreven missie, met name het promoten en uitdragen van de standaardtaal, de kijker het rechte spoor voor te houden in zijn gestuntel met het correcte gebruik van allerlei voornaamwoorden (hen/hun), hij/hem., die/dat, van bijwoorden zoals als/dan in de vergrotende trap en dies meer. 
We hadden, echt waar, bij het schrijven van deze column een stichtend filmpje gevonden over het exacte gebruik van de woordjes die en dat en derhalve koesterden we even de ijdele hoop dat onze federale premier en de minister van financiën er langs die weg hun voordeel mee konden doen. Helaas, enkele dagen terug werd het bewuste filmpje door de gebruiker (de VRT, de scherpslijper in eigen persoon?) offline gehaald.

     Hoe het nu verder moet met het Nederlands en in het bijzonder met onze Vlaamse tussentaal, nogmaals, wie zal het zeggen? Tom Waes misschien, gouwgenoot van onze minister-president? Nee, we kunnen er niet omheen, niet langs den Tom en nog minder langs 'het Verhaal van Vlaanderen' en nee, we kunnen het belang van dit programma moeilijk overschatten. Hoe hij al eens een andere lezing durft te geven van onze Vlaamse geschiedenis, of het nu over de kerstening van onze gewesten gaat (met de heilige Amandus in de hoofdrol) of over de ware toedracht van de Guldensporenslag, het maakt niet uit, telkens weer zet hij ons bij zijn inleidende toelichting op het verkeerde been. De manier waarop hij dit aankondigt, klinkt steevast als volgt: dees geloofde nie. 

En dit brengt ons dan weer naadloos bij de heer Geert Bourgeois, éminence grise van de West-Vlaamse en bij uitbreiding de Vlaamse en Europese politiek, een man met een meer dan lofwaardige staat van dienst. Ware het niet dat hij in de hem kenmerkende bescheidenheid ter elfder ure Frieda Brepoels had voorgedragen of hij was ei zo na ooit zelf voorzitter geworden van de Raad van Bestuur van de VRT. Heeft hij niet over haar schouder de pen vastgehouden bij het uitschrijven van de beheersovereenkomst van onze openbare omroep en onafgebroken in eigen persoon het A.N. uitgedragen? Ja toch? Een man van dergelijke envergure heeft derhalve recht van spreken over de taalvoering in het Verhaal van Vlaanderen.

Het was, houd ik me voor, na de vierde aflevering van dit intussen veel besproken programma dat Bourgeois in een interview met Knack stelde hoe bedroevend het is te moeten luisteren naar een verhaal, óns verhaal, dat (...) tot ons komt in een soort algemeen Antwaarps (sic.). Door afstand te nemen van het promoten van de standaardtaal doet de openbare omroep, grootste cultuurdrager van Vlaanderen toch, haar missie tekort. Bourgeois zou trouwens eerst nog een andere naam vermelden (nvdr: de naam van deze sympathieke programmamaker is bij onze redactie gekend): Ook bij hem hoor ik een tussentaal die de mijne niet is (...). Voelt u ook, waarde lezer, die koele distantiëring? Voorts geeft hij toe dat zijn hart bloedt bij het oprukken op de openbare omroep van al die informele Vlaamse omgangstaal, terwijl haar beheersovereenkomst nochtans stipuleert dat de VRT slechts bij uitzondering tussentaal mag hanteren. En dan haalt hij nog een laatste keer uit: Het Vlaams parlement zou derhalve diezelfde VRT op de vingers moeten tikken.

     Hoe het nu verder moet, vragen wij ons een laatste keer af. Is daar iemand die een aanvaardbaar compromis zou kunnen aanreiken om uit de impasse te geraken? We menen hem gevonden te hebben in de persoon van Stijn De Paepe, Vlaamse dichter, die in zijn 'Dagvers' (De Morgen - 29/09/2021) een persoonlijk credo laat klinken:


niks zo mooi als taal, doorspekt
met waarachtig dialect

vloeiend Gents, Oostends of Brussels
welgemikt en goed gebekt

vlot AN is ook niet mis
als 't maar niet het taaltje is
dat tv en radio teistert
en noch mossel is, noch vis

     Mijn tekst was nog maar net ter perse gegaan of om 8u30 's avonds, in De Afspraak, verscheen daar in levende lijve de heer Bourgeois, die naar aanleiding van dat bewuste interview in Knack in vlekkeloos A.N. liet noteren dat hij geen enkele moeite heeft met de spontane manier van praten van de chefkok van 'Dagelijkse kost'. Jeroens taal zou immers perfect matchen met het format en er kon dan ook geen enkel argument ingebracht worden, ook niet vanuit de beheersovereenkomst van de VRT, om dit fijne programma af te voeren. De Jeroen, eveneens aanwezig ter gelegenheid van de voorstelling van een nieuwe programmareeks, zat erbij te glunderen.
Ach, wie kan daar tegen zijn, tegen een ietsje sappig 'Leives' (nvdr: dit is Leuvens van onder de kerktoren) af en toe? Diezelfde avond nog, in primetime, had Jeroen, terwijl hij in de pan stond te roeren, de kijker nog volgende goede raad meegegeven: ge moogt er niet teveel in wuzzele en... we gaan der nog een titske citroenzeste bij doen sè, nie teveel

     We kunnen niet anders dan vaststellen dat in Vlaanderen de beschaafde voertaal almaar verder verwijderd is geraakt van deze die professor Pée zaliger ons in zijn onnavolgbare stijl voorhield, met name die taal die zodanig van alle dialektische en vreemde invloed is gezuiverd, dat zij enzovoort... 
Terwijl taalpuristen en dialectadepten elkaar nauwelijks het zonlicht gunnen - de enen staan de restauratie af te roepen van het ABN, anderen vinden het dan weer nodig om dikke dialectwoordenboeken bijeen te schrijven (cf. infra) - , kunnen we er niet omheen: als er één certitude is, dan is het dat taal leeft! En dat is goed! Maar moest het zo'n vaart lopen dat intussen vrijwel de hele cast van 'Thuis' de vervoeging van het werkwoord willen naar de Filistijnen aan het helpen is, dat de dag daar tegenwoordig wordt aangevat met een goede morgend? En dan is er nog die almaar aanzwellende club met heerschappen (m/v/...) die worstelen met het geslacht van sommige aanwijzende voornaamwoorden...

     Waar het zal eindigen? Geen idee, maar van  't kofschip - onze noorderburen hanteren liever de term 't fokschaap en in de taalcursussen bij anderstalige nieuwkomers heeft men het dan weer over soft ketchup - moeten ze afblijven.


Dees geloofde nie...

Uitsmijter

Hulde aan het 'welgemikt en goed gebekt' dialect, een stukje immaterieel erfgoed uit onze gewesten:

klutters 
(kleingeld) - jeunen (amuseren)   (West-Vlaanderen)
kalpainke (aantekenboekje) - moplag (zakdoek)   (Limburg)
jolkadei (aansteller) - tattepoem (appelflap)   (Vlaams-Brabant)
kontervense (boete) - kluutvis (dwaze praat)   (Oost-Vlaanderen)
flikkenteir (vlinder) - zebbediejes (kwezel)   (Antwerpen)

Zin naar meer? Bezoek dan www.mijnwoordenboek.nl/dialect/www.mijnwoordenboek.nl/dialect/ en klik op 'dialecten'

24/01/2023