De jaarlijkse afspraak  (18/10/2021)


          'Wablieft?'
          …
          'Jawel...'
          ...
          '... dat het lang wachten is.'
           ...
          'Wablieft? Mama..?'
          ...
          'Mama?'

          De verbinding tussen de jongen, ik schat hem een jaar of twaalf, en het thuisfront lijkt abrupt verbroken. Hij zucht teleurgesteld, ontstemd. De dame naast hem, misschien wel de plusmama bij wie hij deze week verblijft, legt in een sussend gebaar een hand op zijn knie en fluistert bedremmeld: 'Speel nu nog maar een beetje op jouw gsm.' De dame zou, alhoewel ze er nog relatief jong uitziet, evengoed een oma kunnen zijn, zijn oma. De vertrouwde verhoudingen tussen de generaties zijn al een tijd zoek.

Het is een toestel met een enorm scherm, om en bij de zeven inch, schat ik, te ruim bemeten voor kinderhanden.
'Ik heb alles al duizend keren uitgespeeld, ik zit overal op het hoogste level.' Zijn toon en humeur roepen bij mij terug het beeld op van het jongetje dat enige tijd geleden elke avond op het scherm voorbijkwam in een reclamespot voor Dreft, die tweemaal langer meegaat dan de verdunde imitatie.
'Speel er dan nóg maar eentje. Het zal nu niet lang meer duren voor het onze beurt is.'
De jongen, manifest obees, slaakt een verveelde zucht en kiest een van de games, waar het grote scherm vol van staat. Terwijl zijn stompjes van duimen steeds sneller over het scherm glijden, weerklinken in een hevig gevecht tussen de goeden en de slechteriken bij elke tik van zijn duimen vreemde geluiden uit licht spuwende wapens. Vernietigende vuurwapens? Op toon gezette laserstralen? Ach, ik wil het niet weten.

          In plaats van bij het verlaten van de inschrijvingsbalie daarnet de voorgeschreven route 033 te volgen die me comfortabel en geruisloos in een glazen kooi naar de derde verdieping zou brengen, heb ik in een opwelling van overmoed de deur naar de traphal opengetrokken, ben met twee treden tegelijk de trap opgesneld.
Nuchter en in een toestand van licht voelbare spanning voor wat onomkoombaar in een van de verre lokalen met de immer zoemende machines te gebeuren staat, zit ik nu ongemakkelijk naast een vijftal mij volslagen vreemden van diverse leeftijden te wachten tot mijn naam zal worden afgeroepen. Dat oproepen zal ongemeen hard klinken, hier in de uitgestrekte cleane ziekenhuisgang. We zitten met onze rug naar twee belendende afgesloten en verduisterde wachtkamers gekeerd. Het heeft alles te maken met de jongste ventilatievoorschriften. We leven nog steeds in corona-tijden. Het voelt aan alsof we slechte huurders zijn die door de eigenaar uit hun huizen werden gezet.

          8u50. Naast het verveelde ventje en de bedeesde dame, die schrik lijkt te hebben van het geluid van haar eigen stem, zit een koppel op leeftijd en naast hen, op de uiterste stoel, heeft een wat jongere vrouw, die zonet is aangekomen, plaatsgenomen. Een wolk van goedkoop parfum is haar gevolgd. Ze is gekleed in een blinkende rode blouse en een korte zwartlederen rok. Aan haar voeten draagt ze ongemakkelijke schoenen met naaldhakken. Ze zit meteen te kuchen, te rochelen eerder, met diepe keelgeluiden. Een verstokte roker, lijkt me. Ik durf niet ostentatief te kijken, merk wel dat ook zij intussen haar mobieltje heeft bovengehaald. Misschien zit ze op Facebook wel een of ander vermakelijk filmpje te bekijken, want af en toe produceert ze een laag gegrinnik.

          Het is intussen 9u15. Medewerkers lopen af en aan langs de wachtenden, houden belangrijke documenten vast, een of ander onderzoeksinstrument, onbestemde hygiënische producten in ritselende verpakking. Ze verdwijnen langs een van de deuren, waarvan er opvallend veel zijn links en rechts in deze lange ziekenhuisgang. Sommigen komen terug langs, terug in de richting van de lokalen met de zoemende machines, om ginds opnieuw te verdwijnen. Geen een acht ons, wachtenden, een blik waardig. Wij bestaan vooralsnog niet. Niet zolang onze namen niet worden afgelezen van een document met daarop een van aan de inschrijvingsbalie kwistig uitgeprinte zelfklevertjes. Straks zullen met tussenpauzes de namen van meneer of mevrouw die en die ongegeneerd luid gescandeerd worden in de uitgestrekte gang. Manifeste inbreuk op de elementaire regels van de privacy.

         9u25. Behalve de vaststelling dat het verkeer van personeel, de meesten gekleed in witte schorten, tussen dokters-kabinetten en kamers met zoemende machines duidelijk is toegenomen, gebeurt er verder nauwelijks iets dat erop wijst dat de consultaties en onderzoeken nu gauw zullen aanvangen.
'Ze beginnen normaal toch om 9 uur', laat de man op leeftijd zich ontvallen. Die is hier wellicht klant aan huis, zoals ik. Het is immers ook al míjn derde bezoek in evenveel jaren.
Het is echter niet zijn echtgenote, maar de dame in de rode blouse die hem van antwoord dient: 'Weet je wat er aan de hand is? Ze zijn nog in vakantiestemming.' Ze trekt snot op, om haar ongenoegen met de situatie te ventileren. 'We zijn nog altijd maar augustus, moet je weten...'
'… en het is maandag', mengt een jonge vent, net aangekomen, zich ongevraagd in het gesprek, 'maar maak jullie geen zorgen: ze halen de achterstand straks wel in hoor.' Hij zet zijn woorden kracht bij met een relativerend gebaar.
Nog eentje dat hier regelmatig over de vloer komt, of hij zegt zomaar wat.
Hij is meteen verder de gang in gelopen, houdt nu halt bij een van de vele gesloten deuren rechts van ons, leunt nonchalant tegen de muur. Hij lijkt alle tijd van de wereld te hebben, blijft kijken in onze richting, naar ons, de wachtenden en vraagt alsof hij half geïnteresseerd naar de voetbaluitslagen polst: 'Is het voor de gastro dat jullie een afspraak hebben, voor de endo..?'
Waar moeit die zich mee, zeg?
De dame in de rode blouse voelt zich aangesproken: 'Ach, je wil niet weten wat ik allemaal in mijn leven heb meegemaakt . En toch voel ik mij goed, ben ik gelukkig nu.' Ze schraapt haar keel vrij en vervolgt: 'Het is mijn dokter die vond dat ik mij nog maar eens moest laten onderzoeken... Och ja, een keer meer of minder. Ik heb intussen alle klinieken in de wijde omtrek aan de binnenkant gezien. Overal hebben ze in mijn vel gesneden, maar van mijn gezicht moeten ze afblijven.' Met een ruk van haar hoofd, zoals een puberende bakvis, gooit ze haar lang zwart haar naar achter, waar het in een vloeiende beweging over haar schouder valt. 'Zie ik er nog presentabel uit voor mijn leeftijd? Ja hé... Nee, dat ze maar niet denken dat ze mij zo gauw kunnen kapot krijgen... Wat had je weer gevraagd? Waarvoor ik vandaag hier ben? Om in mijn maag te laten kijken en neen, ik heb daar geen complexen meer over. Hoe heet dat ook weer? Een gastroscopie, of zoiets... Langs de poep is het een endoscopie hé', en zonder overgang voegt ze eraan toe: 'Ja, ik had wel graag gehad dat mijn zoon voor dokter had gestudeerd, maar het zat er niet in. Hij werkt liever met zijn handen. Ja, hij is best handig.'
'Je moet doen waar je goesting in hebt', repliceert de jonge vent wiens sluik lang haar met een elastiekje is samengebonden. Hij leunt ginds nog steeds nonchalant tegen de muur, wisselt van steunbeen. Hij doet me denken aan de foto, lang geleden, van John Lennon op de hoes van een van zijn soloalbums.

Even dacht ik nog dat de jonge vent het uit onze blik of misschien wel uit onze lichaamshouding had begrepen wie voor de 'gastro' dan wel voor de 'endo' was gekomen, maar neen hoor, de twee moeilijke woorden staan aanschouwelijk boven de hoofden van de wachtenden tegen de glazen wanden van de twee belendende wachtkamers te prijken.
'Maar wacht eens meneer', zegt de dame in de rode blouse, 'mogen wij misschien vernemen welke de reden is van joúw aanwezigheid?'
Op dat ogenblik gaat haar mobieltje over en galmt er loeihard een Happy birthday to you...
'Dag Ginootje!' Haar toestel gaat meteen op beeld en speaker. En tot de jonge vent: 'Sorry, het is Gino. Dat is mijn kleinzoon, mijn oogappel.' Ze houdt het toestel ver voor zich uit, trekt haar voorhoofd in rimpels, zet het volume op het maximum en roept de jongen toe: 'Hoe is het, jongen? Het is bijna gedaan met de vakantie hé. Is jouw papa daar ook? Nee? Hij is gaan werken zeker?'
'Ja, euh... nee.., jawel, papa is gaan werken.' Het is alsof Gino in ons gezelschap vertoeft, tussen ons in zit.
Wat volgt gaat ons, de andere wachtenden, ten genen dele aan. Met suggestieve vragen maakt de oma, bij afwezigheid van de papa, handig gebruik van de situatie om haar kleinzoon uit te vragen over de mama die blijkbaar na een ruzie van huis is weggelopen en waarvan nu al meerdere dagen niets meer is vernomen. Het wordt bepaald gênant wanneer Gino zich laat ontvallen dat niet alleen de gezinswagen weg is maar er ook een nieuwe vrijer in het spel zou zijn. Intussen blijft het volume van oma's mobieltje op het maximum staan. Waarop het koppel op leeftijd al die gênante intimiteiten niet langer kan aanhoren, rechtstaat en zich verwijdert, uit het zicht in de richting van de toiletten om de hoek.

          9u35. Er komt een verpleger onze richting uit. In een reflex klapt de oma, zonder eerst afscheid te nemen van haar oogappel, haar mobieltje dicht. Waarop ze rechtveert en de man ostentatief de weg verspert. Hard getik van naaldhakken op de ziekenhuisvloer. Ze schikt haar korte rok. 'Zeg meneer, zou u ons eens kunnen uitleggen waarom het allemaal zo lang duurt? Ik hoop maar dat jullie ons hier niet tot over de middag zullen vasthouden.'
De verpleger lijkt niet in het minst onder de indruk: 'Nee nee, madammetje, wacht nu nog maar even tot uw naam wordt afgeroepen.' Onverstoord vervolgt hij zijn weg.
'Ja ja, dat liedje kennen we al', roept de vrouw hem nog na, eraan toevoegend: 'is hier ergens iemand die ons misschien wél kan verderhelpen..?' Krijgt de dame een of andere plotse ingeving? Is er sprake van onweerstaanbare dwang? Wat zich voor onze ogen afspeelt lijkt ons vermoeden alleen maar te versterken. Want de dame bekijkt nu een na een de identieke deuren van de kabinetten aan deze kant van de gang en waarvan er gedurende het afgelopen uur nog geen enkele is opengegaan. Ook van de plaatjes met naast de uitnodigende drukknop de vaag af te lezen begeleidende boodschappen zoals niet storen - binnen – afwezig is er, het moet gezegd, nog geen enkel spontaan opgelicht. Driftig bedient ze een knop. Er wil geen enkele boodschap oplichten. Waarop ze met de vervaarlijk gepunte nagel van haar wijsvinger op de deur tikt, aan de kruk trekt... De deur is potdicht... Met lage stem, uitnodigend: 'dokter..?', en met haar oor tegen de deur geprangd, met hees gefluister nu: 'dokter!' Geen gehoor. Dan maar de volgende deur geprobeerd: 'Dokter..?' Ook ginds blijft het stil.
Bij de vierde deur, de plek waar de vent met het elastiekje in zijn haar de situatie met een geamuseerde blik staat gade te slaan, geeft ze het blijkbaar op en blaft: 'Zeg eens, ventje, nu weten we nog altijd niet waarvoor jij hier bent: gastro, endo?' Alhoewel ze nu ostentatief in onze richting kijkt met de bedoeling om ons, de andere wachtenden, als haar getuigen te nemen, heb ik een vaag gevoel dat iedereen recht voor zich uit blijft staren. Want het wordt pijnlijk. Men kan het bezwaarlijk hilarisch noemen. Ik ben alert voor wat komen gaat.

Op dat ogenblik wordt de naam van het ventje met zijn al duizend keer uitgespeelde games afgeroepen. Samen met zijn plusmama stapt hij in de richting van de kamers met de zoemende machines. Met routineuze gebaren helpt een vrouwelijke collega ginds een man in zijn witte schort. Het blijkt de dokter te zijn, waarop wij al bijna een uur zaten te wachten.

          De man met de paardenstaart zou lijden aan een slepende burn-out. Hij heeft er geen probleem mee dat iedereen meeluistert. Integendeel, ik verdenk hem ervan dat hij nood heeft aan publiek en hij heeft geluk, want er zijn zonet nieuwe patiënten aangekomen. Ze nemen plaats op de vrijgekomen stoelen, naast de dame die zich zonet pijnlijk belachelijk maakte. Het lijkt erop dat we omstandig zullen onderhouden worden over de oorzaken van een chronische kwaal die gemeenzaam burn-out wordt genoemd, voorts ook nog over het opklimmen uit het diepe dal, het zonder aanwijsbare aanleiding telkens terugvallen..., maar de dame in de rode blouse, terug tot rust gekomen nu de consultaties eindelijk gestart zijn, onderbreekt hem al meteen: 'En kunnen ze daar iets aan doen? 't Is maar dat mijn zoon, met al die problemen thuis en met zijn werk, misschien ook zoiets kan krijgen. Pas op, met zijn werk gaat het goed, zelfs tijdens de corona heeft hij veel te doen gehad. Maar een zelfstandige en een born-out.., enfin, wat jij hebt... Een zelfstandige kan zich zoiets niet permitteren hé.'
'Wel, ik wil niemand bang maken, maar dat hij toch maar oppast, jouw zoon, want zo'n kwaal komt als een dief in de nacht.'
'Je meent het! Was het bij jou misschien ook van teveel werk, de stress?'
'Niet echt, want ik was al een tijdje werkloos. Ik moet het gekregen hebben van al die veranderingen de laatste tijd in de wereld, hier en elders, en van de snelheid waarmee het allemaal gebeurt. Eerst was het slechts een vaag vermoeden, maar het is allang een zekerheid geworden, begrijp je, met al die nieuwe technologie, 5G en zo.'
'En heb je het daardoor aan de maag gekregen, de darmen?'
'De jonge man wijst met een veelbetekenende blik naar het plaatje op de deur waarbij hij nu al de hele tijd de wacht houdt: 'Nee nee, hier heb ik elke week afspraak met mijn gesprekstherapeut, maar zoals je al hebt gemerkt neemt hij het niet zo nauw met afspraken en uren. Ik zie het wel wanneer hij arriveert.'
'Het is misschien onbeleefd, maar ik zou wel eens willen weten waarover je dan met die man praat. Hoe helpt hij jou? Moet je pillen slikken?'
'Wel, het blijkt dat wij een, zeg maar, gedeelde bezorgdheid hebben en tijdens de therapie proberen wij dan al eens samen een van de wereldproblemen op te lossen: de globalisering, e-commerce, het klimaat.., aan onderwerpen geen gebrek hoor! En intussen heb ik begrepen dat ik die burn-out zijn tijd moet geven, je mag zoiets niet forceren.'
Ik vraag mij af wat het pas aangekomen koppel van dit gezwam zou denken. Zouden deze mensen zich even ongemakkelijk voelen als ik?

De jongeman, die met routineuze gebaren zijn paardenstaart losmaakt en zijn haar opnieuw fatsoeneert, vraagt: 'Wat doet uw zoon precies?'
'Zonnepanelen. Ja, hij doet in zonnepanelen. Dat boomt nog altijd, allez, bij hem toch, zelfs nu met de ambras met die terugdraaiende tellers.'
'Je zegt daar wat, dat van die tellers... Ongelooflijk wat ze al die mensen eerst hebben wijsgemaakt. Het is zoals met het probleem van de dag, de co-ro-na.' Terwijl hij nadrukkelijk de woorden uitspreekt, tekent hij met twee vingers aanhalingstekens in de lucht.
'Wat bedoel je?' De dame is op het puntje van haar stoel gaan zitten.
'Dat de meeste informatie over corona fake is natuurlijk.' Weer de geste met de aanhalingstekens, nu bij het modewoord 'fake'. 'Zie eens hoe ze ons dagelijks de stuipen op het lijf proberen te jagen met hun cijfers over het aantal besmettingen en doden. Terwijl de oversterfte nauwelijks is toegenomen. Denken ze nu echt dat de mensen naïef zijn? En intussen worden we gemuilkorfd met die mondmaskers, vaccinatie, attesten allerhande, where abouts. Zet bluetooth aan als je wilt checken op mogelijke blootstelling. Ken je het?'
De dame blijkt vooral iets te hebben begrepen over de mondmaskers: 'Ja, dat met die maskers is pas dwaas. Het schijnt trouwens dat je nog sneller ziek wordt van je eigen microben.'
'Natuurlijk. Terwijl het allang geweten is dat er niets beter is dan de natuurlijke immuniteit gewoon haar gang te laten gaan. Maar nee, heel de wereld moet en zal gevaccineerd worden. Wij worden als schapen naar de slachtbank van de farmacie gedreven. Trouwens, wie van jullie heeft intussen al zijn zoveelste pikuur gekregen? Iedereen zeker?'
'Ik in ieder geval wel', antwoordt de dame in de rode blouse. Wij, de anderen, zwijgen wijselijk.
'Wel, laat mij jullie eens iets vertellen over de ware toedracht achter de pandemie. Niet eens zo ver van hier was er onlangs eenmonteur die een module op een 5G-mast moest installeren. Hij was nieuwsgierig om te weten hoe zo'n module er binnenin uitziet en weten jullie wat hij ontdekte? Op de printplaat stond in piepkleine letters de afkorting COV-19. Onthoud even die 19, een 1 en een 9 dus. Omgezet naar hun plaats in het alfabet gaat het om de A en de I. Tel het maar na. Valt jullie frank? Nog niet? AI is de afkorting van Artificiële Intelligentie. Met andere woorden: de monteur had ontdekt dat de module op die mast eigenlijk een controle-eenheid is voor niets minder dan het vaccinatiecertificaat. En nu komt de aap helemaal uit de mouw: via die microchip, die jullie bij de inenting hebben ontvangen, vertrekt er een signaal naar die modules en zo veroveren ze de controle over heel onze planeet.'

'Wie is 'ze' en waar haal jij dat allemaal, van die chips en zo?'
'Die dingen staan geschreven en gedrukt Je vindt het als je maar goed genoeg zoekt. Zo vond ik ook een artikel dat beschrijft hoe sommige van die vaccins ons DNA op zo'n wijze modificeren dat ze een digitale code afgeven om ons te verbinden, je raadt het, met de artificiële intelligentie van die 5G-modules. Dat kan toch geen toeval zijn.'
'Zou het dan door die chips komen dat het aantal miskramen de laatste tijd zo is toegenomen?', vraagt de dame schuchter.
'Je zegt het, die vaccins zijn niet zo onschuldig als men ons voorhoudt, ik kan het niet genoeg beklemtonen, ze zorgen ervoor dat we de controle en uiteindelijk de eigendom over ons eigen lijf kwijtraken.'
'Maar wie zit daar dan achter?'
'Bill Gates? Ik ga hem nu niet meteen beschuldigen, maar zijn naam wordt vaak genoemd. De Chinezen in Wouhan? Want vergeet niet dat het ginderachter is dat het virus werd gekweekt én is ontsnapt. Toeval? Opzettelijk? En waarom zouden ze daarbij niet hebben samengespannen, de Amerikaan en de Chinees? Alles is mogelijk.'

          Een iel mannetje komt met dribbelpasjes, de billen dichtgeknepen, onze richting uit om dan, een hand tegen zijn achterwerk klemmend, de afslag te nemen naar de toiletten.
'Die komt heel zeker van de endo', mompelt de dame in de rode blouse met een grafstem, 'je zou niet weten wat je jezelf het minst toewenst : langs de mond of langs de poep. Ik kan er van meespreken.'

Op dat ogenblik wordt mijn naam afgeroepen. De kamer met de zoemende machines...
Eens deze kamer binnengetreden kun je, tenzij het gebouw zou instorten, niet meer ontsnappen. Il faut tout de même passer à la casserole. Je weet precies wat er de volgende minuten gaat gebeuren, want je hebt het al eerder meegemaakt en juist hierdoor dreigt een sluimerende aversie zich onafwendbaar door te zetten. Gelukkig staat de gevreesde machine met haar vele schakelaars en slangen in verschillende formaten met de rug naar de patiënt gekeerd.
De assistente kent haar vak en begint honderduit te praten over koetjes en kalfjes, ze komt eveneens uit het binnenland – ja ja, het Hageland, dat ken ik - maar algauw kan ik alleen nog communiceren met onbestemde keelgeluiden. Ze heeft immers eerst met een verdovende spray de brede omgeving van mijn keelholte bewerkt om daarna mijn mond met een harde plastic ring open te sperren.
Vanaf nu ben ik helemaal overgeleverd aan de handelingen van de arts die zopas is binnengekomen, een jonge kerel, dezelfde die daarstraks in zijn schort werd geholpen. Hij stelt zichzelf voor, heeft mijn dossier aandachtig gelezen, zegt hij. En dan begint het overvloedige saliveren, het kokhalzend slikken... terwijl een vreemd instrument met schokjes naar binnen wordt geschoven, op weg naar een peilloze diepte.
Rustig maar... je doet het goed... nog even... Intussen produceert de machine onbestemde onderwatergeluiden.

Half rechtop op de onderzoekstafel ben ik mijn mond nog aan het naspoelen wanneer de arts bij mij komt staan: 'Kijk, we zullen nu eerst de laboresultaten afwachten, maar op het eerste gezicht ziet alles er daarbinnen goed uit. Ik kan u ook meedelen dat de wetenschappelijke inzichten geëvolueerd zijn en dat er intussen voldoende evidentie is om te mogen aannemen dat we in uw situatie tussen de controle-onderzoeken gerust een periode mogen inlassen van 2 à 3 jaar.

Gerust. Een woord om te koesteren. Ik bedank de dokter en ga opgelucht op zoek naar de route die me naar de lift moet brengen. Deze keer zal ik de glazen kooi nemen, comfortabel en geruisloos. Even nog, aan de afslag naar de toiletten, zal ik een glimp opvangen van de wachtenden. Er zal intussen nog een koppel aangekomen zijn. De man met de paardenstaart zal er niet meer zijn en de vrouw in de rode blouse zal alweer zitten roepen tegen haar mobieltje, tegen Ginootje, haar oogappel, die heel de tijd ongeduldig op zijn oma heeft zitten wachten.

          Wanneer de liftdeuren geruisloos openschuiven hoor ik een naam afroepen... mevrouw Laplasse... Driftig getik van naaldhakken door de lange gang.

 


- EINDE -