Spioenkop  (30/01/2021)


          Wat het doet met al die modale nietsvermoedende burgers wanneer zij bij aankomst aan de voordeur van de beste warme bakker van hun parochie moeten vernemen dat de brave man afwezig is, daar heb ik uiteraard alleen maar het raden naar. Omdat het mij zelf enkele dagen geleden overkwam weet ik nog heel goed wat het met mij deed. Bij het lezen van de mededeling op een slordig tegen de winkelruit gekleefde gerecupereerde(!) taartbodem, was de boodschap eerst maar half tot me doorgedrongen. De in hanenpoten gekribbelde woorden waren nochtans niet mis te verstaan: we zijn er een weekje tussenuit... terug open op 30 januari. Ongeloof welde op, frustratie en woede, in die volgorde en dus begon ik met de brave man en zijn echtgenote stilletjes te verwensen omdat ze het hadden nagelaten vooraf hun vertrek aan te kondigen, in ieder geval aan mij, een fidele klant die hen bovendien al meer dan eens lof had toegezwaaid over hun heerlijke gebak en pistolets. Omzichtig draaide ik mijn hoofd naar links, naar rechts. Niemand in de straat, of toch: aan de overkant ontwaarde ik een vrouw die met verwonderde ogen in mijn richting keek. Stond die mij daar nu uit te lachen? Voor aap gezet, zo voelde ik me, door de bakker en iedereen. Impulsief nam ik dan maar het besluit om meteen door te rijden naar de volgende parochie, naar de naar mijn persoonlijke overtuiging tweede beste patissier uit de wijde omtrek.

          Het was rond drie uur, een middag met azuurblauwe luchten, een niet aflatende gure wind pal uit het oosten en meeuwen boven het strand, hoog en verblindend wit met hun doorschijnende wiegende vleugels. Ik had zonet mijn pistolets van de tweede beste bakker in de wagen achtergelaten en zo komt het, omdat ik bij dit weer die meeuwen zo mooi vind, dat ik nog even een ommetje zou maken in de richting van de rotonde, een uitsprong van de dijk met zicht op de duinen. Daar moet het nu heerlijk zijn, dacht ik, op de zitbanken in de volle zon, in de luwte aan de andere kant van de paravent.
Het was hoogwater ook. Drie lange hengels lagen onbeweeglijk schuin over de ijzeren reling. Daar, net boven de lange strak gespannen lijnen en onzeker balancerend in de aanhoudende wind, hingen enkele meeuwen, witter dan wit, roerloos, hun kop pal naar het land gericht. Drie mannen stonden erbij, staarden naar de einder. Ze hadden mutsen op en hielden de handen diep in hun zakken om ze niet te laten verkleumen door de snijdende wind.
Bijna tot aan het einde moest ik stappen, tot helemaal voorbij de bocht van de wellicht langste publieke zitgelegenheid in open lucht langs onze Vlaamse kust.
En het is daar, onder het dak van de paravent, dat ik hen zag, die twee mannen met hun gezicht naar de zon gekeerd, die nog niet hoog klimt maar opvallend laag boven de hoge duin staat op dit ogenblik van het jaar. Om helemaal uit de wind te kunnen zitten moest ik, tegen mijn zin, kort in hun buurt plaatsnemen. Ik haalde mijn mobieltje boven, wou even de nieuwsberichten checken op VRTNews, maar werd algauw ongewild meegezogen in een vinnige discussie tussen twee oudere heren met, zoals algauw bleek, opvallend verschillende opinies en karakters.

          'Marcel, het is niet voor 't een of 't ander, maar ik mis het, de ambiance rond het parcours, de modder, de heerlijke geur van de hotdogkramen.'
Het was de man naast mij die het zei, een corpulente vent met een rond kaal hoofd. Hij haalde een zakdoek boven om zijn druppende neus droog te vegen.
'Maar Maurice toch, het is daar een vreselijk trekgat en ze voorspellen koud en nat weer tot en met het weekend. In uw plaats zou ik niet twijfelen. Ik zou mij een paar frisse Westmalles uit de kelder halen en me gezellig met mijn smoel een hele namiddag naar het scherm keren. Wat kan daar mis mee zijn? Ge moet zot zijn om uit uw zetel te willen komen.' Marcel had zijn mening geventileerd, met een iel stemmetje.
Omdat de corpulente Maurice mijn gezichtsveld belemmerde, waagde ik het om even naar voor te leunen zodat ik de andere beter zou kunnen observeren. Hoewel Marcel uitgerust was met een ruige stoppelbaard tot in de keel, zag hij er in profiel onmiskenbaar wat anorexisch uit. Maar tot mijn verwondering droeg de man geen sokken! Zijn blote voeten staken in lichte moccasins en op zijn wreven spande een netwerk van gezwollen blauwe aders. Hij mocht dan graatmager zijn, onmiskenbaar zat hier een man met een ijzeren gestel.
Maurice: ' Och gij met uw TV altijd, gij weet niet eens waarover ge spreekt. Sport moet ge in het echt zien. Dat die klote Corona ferm mijn keel uithangt, ge moogt het gerust weten.'
Modder en hotdogkramen? Uitzending op TV? Hadden ze het nu over de cyclocross? Daar in dat trekgat,.. Maar natuurlijk, ze bedoelden Oostende en de discussie ging overduidelijk over het WK van over een week en de man die zich Maurice liet noemen betreurde het dat hij omwille van de pandemie over enkele dagen niet op het strand of ergens op de Wellington renbaan zou mogen staan supporteren.
Marcel: 'Wacht, ik ga u nog meer zeggen; die koers hoeft niet eens meer gereden te worden want de kampioen is allang gekend.' Het klonk alsof hij daar zijn copain vierkant zat uit te lachen.
'Daar vergist ge u.' Maurice had een vermanend vingertje opgestoken.
Marcel, bezwerend: 'Och, let op mijn woorden, die Hollander rijdt Van Aert straks op minuten.' Hij zette zijn woorden kracht bij door nu met een knipmes te zwaaien, waarmee hij handig partjes van een dikke peer begon te snijden. Het sap droop langs zijn vingers op de gele en bruine klinkers tussen zijn wijd gespreide knieën.
'Bijlange niet. Hebt gij Van Aert al eens goed bekeken de laatste tijd? Zijt gij Dendermonde al vergeten? Ze waren hem al aan het wassen toen de tweede nog moest binnenkomen. En wie was dat? Jawel, uwe Hollander. Geloof mij, Van Aert heeft iets met dat parcours. Hij rijdt Van der Poel gewoon naar huis.'
Maurice snoof, veegde nogmaals zijn neus droog en vervolgde doodgemoedereerd: 'Kunnen we het nu over iets anders hebben?
We zitten hier te bekvechten terwijl, als we Tommelein mogen geloven, het nog niet eens geweten is of het WK wel wordt verreden.'
'Omwille van die Zuid-Afrikaanse variant, zult ge bedoelen? Of is het die van onze goede vriend Boris?' Marcel wees met zijn zakmes vaag in de richting van het water, deed er nog een schep bovenop: 'Wie weet krijgt de koningin der badsteden de primeur: een fameuze uitbraak van een van die buitenlandse beestjes en hopla, de start van de derde golf is een feit.' Marcel kletste met beide handen op zijn knokige knieën, wreef zijn handen droog aan zijn pantalon. Op dat ogenblik kreeg hij mij in het vizier en zonder mijn blik los te laten voegde hij er droog aan toe dat heel het crosscircus intussen al dágen in beweging was, dat de commerce nu eenmaal moet blijven draaien.
'Weet ge wat we doen, Maurice? We vragen het eens aan die meneer die daar zo braaf naast u zit.' De punt van het knipmes wees vervaarlijk naar mij. 'Wat is uw gedacht? Wie gaat volgende week winnen? Zeg het maar, Van der Poel, ja toch?'
Ik schrok niet weinig van zijn dwingende vraag.
'Zeg het', drong hij aan.
'Euh, misschien wordt het weer wel de beslissende factor', probeerde ik. Tijd winnen, mijn diplomatieke vaardigheden aanspreken, vooral geen persoonlijk standpunt innemen, flitste het door mijn hoofd.
'Leg ons dat eens uit, dat van het weer', drong Marcel aan, 'dat is
een interessante invalshoek, nietwaar Maurice?' Hij grijnsde.
Maurice trok snot op en hield er het zwijgen toe.
Ik: 'Ik bedoel de wind en of het zal geregend hebben. Het kan een verschil uitmaken, klein maar wezenlijk.'
'Juist', sprak Maurice, 'en of ge het gelooft of niet, het is maar dat mijn eksteroog begint te steken. Er is slecht weer op komst. Er mogen misschien geen hotdogkramen staan, maar er zal des te meer modder liggen. Ja Marcel, wie weet maakt uw Hollander in al zijn overmoed ginder op de renbaan weer een fameuze uitschuiver of twee.'
En dan is de koers gereden, wou ik er in zijn plaats aan toevoegen, maar ik zei het niet. Er was trouwens ook nog niets gezegd over de impact van stress, een slechte nacht, de vorm van de dag, verkeerde tubes.., maar ik zei het niet.
Marcel maakte een wegwuivend gebaar, wees naar een van de hengels, die plots in een boog gespannen stond. Het uitgelezen moment om me uit de voeten te maken.

'Dag heren, nog een gezellige middag verder.'
Maurice mompelde iets. Marcel stond op en wandelde in de richting van de vissers.
Ik wou nog even tot aan de boord van de rotonde, tot aan de voet van de hoge duin waar het helmgras, niet opgewassen tegen de stotende wind, zich gewillig in alle richtingen liet wiegen en buigen en de kleur voortdurend, in korte rukken, wisselde tussen groen en grijs... Daarboven uittorenend het betonnen paviljoen, stil eerbetoon aan een of andere vergeten slag tussen Boeren en Engelsen tijdens de Zuid-Afrikaanse vrijheidsoorlog. De strijd werd beslecht in de buurt van Spioenkop, een onbeduidende heuvel in Natal, thans gekend om zijn wijnteelt... Een paviljoentje met krijtwitte muren, rood dak, zich scherp aftekenend tegen het azuurblauwe winterlicht. Alleen het geel ontbrak. Het leek wel een plaatje van Mondriaan, daar zomaar neergepoot op een hoge duin, 31 meter boven de zeespiegel.

 

 

Dit stukje werd enkele uren voor de start van de wedstrijd geschreven. Die van zaterdag, wel te verstaan.
Het was al heel de morgen aan het regenen geweest.
Voor zondag werd beter weer voorspeld...

 


- EINDE -