02  
 

          Hij zat er al, eenzaam, op zijn vertrouwde plek in het zo goed als lege Beachhouse café. Hij observeerde graag mensen en dingen, had hij mij onlangs toevertrouwd en daarom ging hij het liefst zitten met zijn gezicht gekeerd naar Bray-Dunes. Zo kon hij aan de ene kant de handelingen volgen rond de toog achterin het koffiehuis - zou zijn latte macchiato al klaarstaan? Angelo kon daarover al eens ongedurig doen - en aan de andere kant de bewegingen op de dijk. Ook de zon zag hij graag zakken in de zee. Alhoewel hij op dat ogenblik niets van dat alles aan het doen was. Hij zat aantekeningen te maken op een bierviltje, keek pas op toen hij gewaar werd dat er iemand in zijn licht was komen staan.

          'Dag Honoré, ik had je echt niet zien binnenkomen.'
'Dag Angelo. Boodschappenlijstje aan het maken?'
'Ach nee, ik probeer een dorpsidioot op te voeren.' Hij lachte. Verstrooid draaide hij het bekribbeld viltje om, schoof het opzij.
'Een wat?'
'Zo een halve gare, een simpele ziel, voor in mijn boek. Die kan je alles laten zeggen. Handig voor het draaiboek.'
Draaiboek? Angelo maakt graag gebruik van dure woorden, dacht ik, zoals de vorige keer met zijn pseudoniem, staccato. En dan word ik meteen onzeker. Dat was ook nu weer het geval.
Hij had het natuurlijk gemerkt. Omdat ik rondkeek, op zoek naar een gepaste repliek die ik niet vond, zweeg.
Wat moest ik bedenken om geen mal figuur te slaan? Vragen of hij intussen een geschikt pseudoniem had bedacht? Ik deed het.
'Nee, nog niet. Ik laat het even rusten. Ik heb wel al enkele ingevingen voor de verhaallijn. Weet je, de ideeënstroom houdt maar niet op. Zelfs midden in de nacht word ik plots wakker om dan vast te stellen dat ik tussen slapen en waken reeksen ronkende zinnen heb liggen brouwen.'
'Schrijf je die dan ergens op?' Zou hij een blaadje en een balpen op zijn nachtkastje hebben liggen, een vulpen misschien?
'Nee. Ik zie die woorden, zinswendingen zo helder voor mij dat ik erop vertrouw dat ik de volgende morgen alles netjes op papier zal kunnen zetten.'
'En?'
'Wanneer ik dan aan mijn schrijftafel zit, op zoek naar wat me tijdens de nacht zo helder voor de geest stond, is alles weg. Alles, echt waar.'
'Klote. Ik wist niet dat schrijven zo lastig kon zijn.'

          De bazin - Monique was haar naam. Zo stond het althans op het kasticket, maar Angelo en ik hadden haar nog nooit met die naam aangesproken. Wij waren immers maar aangespoelden. Zo vlug verandert die status niet - zette ons een latte en een biertje voor. In gedachten zat ik terug even op de schoolbanken. Meester Delobelle las een zin voor uit het opstel van Angelo Mattie. Het was iets over een bal die in een plas water verloren was gerold in de hoek van de koer bij hem thuis. Angelo was een kei in opstel, een stichtend voorbeeld voor heel de klas. Hij zou het nog ver schoppen. Op literair vlak. Dat had de meester toen gezegd. Alleen het gebruik van het woord koer was een minpuntje. 9,5 op 10...
'En toch heb je gewacht tot aan je pensioen om je aan het schrijven te zetten?'
Angelo dacht diep na: 'Ja en nee. Geloof het of niet, maar zelfs op het notariaat maak je al eens iets mee waardoor je fantasie onhoudbaar op hol slaat.'
Hij was nu helemaal op dreef: 'Zoals je weet heeft de notaris geheimhoudingsplicht. Alles wat je met die man bespreekt is vertrouwelijk. Versta je? Stel: uw moeder wil bij de notaris een testament laten opmaken waarin zal worden beschreven dat na haar dood al haar bezittingen jou zullen toekomen. De notaris zal jou daarover niet inlichten. Hij zal dat pas mogen doen, moeten eigenlijk, zodra ze is gestorven. Voordien mag hij zelfs niet zeggen dát er een testament is.
'Ja, en?' Ik begreep niet waar hij op aanstuurde. 
'Wel, op een morgen was ik stukken aan het klaarleggen in het vergaderlokaal. De deur naar het kantoor van de notaris stond op een kier. Er was iemand bij hem die opvallend gejaagd zijn uitleg zat te doen. Ongewild was ik getuige van het gesprek over een testamentaire kwestie, waarin de man vroeg hoe hij een van zijn kinderen zou kunnen onterven. Stel je voor! En toen nam mijn fantasie het over...'
Ik wachtte gespannen op het vervolg. 
'Stel', zei Angelo samenzweerderig, 'dat iemand zijn vrouw wil onterven omdat ze er achter zijn rug al hun spaarcenten heeft doorgejaagd. Hij zou haar met gelijke munt willen betalen. Dus trekt hij naar de notaris om zijn testament te laten opmaken waarin wordt gestipuleerd dat na zijn dood alles meteen naar hun enige dochter gaat... Dat testament ligt daar nu in een kluis, wie weet voor hoelang, want de man ziet er nog kerngezond uit. De notaris moet de lippen stijf op elkaar houden wegens de geheimhoudingsplicht. Voel je de spanning al? Ten huize van de man in kwestie gaat het leven verder want man en vrouw zien elkaar elke dag aan tafel, in bed... Hoe moet die vent zich nu voelen, denk je: opgelucht omdat zijn wraak zoet zal zijn, zij het in een verre toekomst? Bang dat ze het zal zien aan zijn ogen? Eigenlijk kan hij geen kant op want opdat zijn plan uitvoerbaar zou zijn, moet hij eerst komen te gaan en dan zal hij er zelf niet meer zijn om te kunnen vaststellen dat...'
'Ja, Angelo, het is al goed. Ik heb het begrepen.' Ik wou de rest liever niet meer aanhoren, want ik zat meteen weer bij mijn eigen vrouw, mijn ex. Had ik dat ook beter gedaan: haar op droog zaad gezet? Ach, daarvoor was het allang te laat. Immers, wat bezat ik nog? Een miserabel zelfstandigenpensioentje en die stacaravan wat verderop in de polder. Waar het binnenregende. Alleen nog goed voor de sloop. Zoals ikzelf. Binnen afzienbare tijd.

          'Waarom vertelde je dit eigenlijk?'
'Wel, ik heb dat toen neergeschreven, dat fantasietje van mij. De notaris vond het goed, zei dat ik talent had...'
De notaris, een vermomde meester Delobelle, veel later, elders.
… 'en daarna heb ik nog van die stukjes geschreven, zomaar, voor het plezier.'
En dan had hij maar beslist om aan een heus boek te beginnen? Nu hij meer tijd had? Het klonk aannemelijk. Zou ik het mogen lezen zodra het klaar was? Zou ik ervoor moeten betalen? Ik was nooit een lezer geweest, maar voor die dorpsidioot, die allengs mijn nieuwsgierigheid had geprikkeld, wou ik wel een uitzondering maken.
'Wanneer ga je klaar zijn, denk je?'
'Met mijn roman? Geen idee. We zien wel. Niets moet, alles mag.'
'Heb je al een titel?'
'Voor jou wil ik wel een tip van de sluier oplichten: het gaat over een vent die een scheve schaats rijdt.'
'Ik versta je niet.'
'Over iemand die naast de pot heeft gepist.'
'Nu versta ik het.' Mijn nieuwsgierigheid was nu nog meer geprikkeld.
'Ik zou toch graag weten tegen wanneer het in de winkel ligt.'
'Zo vlug gaat dat niet, Honoré. Ik moet intussen ook nog op zoek gaan  naar een uitgever.'
'Is dat lastig?'
'Ik zou het niet weten. Ik houd je op de hoogte.'

          We beslisten om te vertrekken. Angelo moest nog even gaan plassen. Intussen zou ik afrekenen. Ik wenkte Monique.
Het bierviltje met de slogan van Jupiler man dit is uw bier ! Het lag er nog steeds, op zijn buik. Ik draaide het om en las de inderhaast op het weke karton opgekribbelde woorden: Kareltje (snottebel, scheelkijker, spraakgebrek) - volgt en betrapt Gentil.
Gentil … zou dat die vent zijn die straks in het boek naast de pot zou pissen? … en Kareltje zou dan best wel die dorpsidioot kunnen zijn. Maar wacht eens, hadden wij vroeger geen scheelkijker in ons dorp? Ja toch! Onze klasgenoot Roger, Roger van de Scheelogens, zo noemden wij hem en hij was inderdaad niet van de slimste. Zeg dat het niet waar is!

De rekening was betaald. Ik volgde Angelo naar de deur. Het bierviltje bleef liggen op het tafeltje in het zo goed als lege Beachhouse café.
         

einde 02

(07/01/2020)